Vincent Icke laat het water golven op Landgoed Vijversburg
Durk Gardenier
Ergens in het midden van de stille spiegelgracht
in het Bos van Ypeij, vlak buiten Tytsjerk, begint plotseling het
wateroppervlak rustig op en neer te bewegen en breiden golven zich als
cirkels rondom de verstoring uit. Na een tijdje stopt de beweging en
komt het oppervlak weer tot rust. Iedereen kent die uitbreidende ronde
golven wel, die bijvoorbeeld ontstaan als regendruppels in het water
vallen. Maar door de omvang van de golven trekt het verschijnsel hier
opnieuw de aandacht in dit waterkunstwerk Het Principe van Huygens, van
wetenschapper en kunstenaar prof. dr. Vincent Icke.
Het
principe is in 1690 geformuleerd door Christiaan Huygens in zijn Traité
de la Lumière, en verbeeldt hoe licht zich voortplant: elk punt op de
weg van het licht gaat bewegen en veroorzaakt daardoor zelf ronde
golven. ‘Ik noem ze golven wegens de overeenkomst met de golven die men
in water ziet ontstaan als daar een steen in wordt gegooid’, zegt
Huygens erover in de Traité. Ruim driehonderd jaar later zet Icke dit
wetenschappelijke beeld om in een kunstwerk waar voorbijgangers door
worden verrast en verbaasd naar blijven kijken. Voor dit werk wordt op
onregelmatige tijden door een electromotor een kleine ton onder het
wateroppervlak van de spiegelgracht op en neer bewogen, wat de ronde
golven doet ontstaan en aanschouwelijk maakt hoe Huygens zich het
principe voorstelde.
In zijn kamer in het Oortgebouw van de Leidse sterrenwacht, genoemd naar
Jan Hendrik Oort, in 1900 in Franeker geboren en een van de
belangrijkste sterrenkundigen van de twintigste eeuw, vertelt Icke
boeiend over de combinatie van zijn wetenschappelijke en artistieke
werk.
‘Mijn vakgebied is theoretische sterrenkunde, astrofysica. Dat past
natuurkunde toe op het heelal. Ik ben op zoek naar hoe het allemaal
werkt. Ik vind dat leuk en ik kan het goed. Dus dat treft dan. Momenteel
onderzoek ik in het heelal hoe licht materie doet bewegen.
Kunst en wetenschap hebben er bij mij altijd al in gezeten. Mijn vader
was kunstschilder, mijn broer is een theaterman en mijn zus is zeer
creatief met haar handen. Er werd ons thuis niets in de weg gelegd. Dat
was niet vanzelfsprekend want mijn ouders hadden het niet breed en
tekenpapier was dus zeldzaam. Later, toen ik postdoc was in Cambridge,
verdiende ik weinig geld en vulde dat aan door etsjes van de torens te
verkopen op de zaterdagmarkt. Toen ik in Nederland terugkwam na twaalf
jaar buitenland heb ik me voorgehouden dat ik óf serieus aan kunst wilde
werken óf helemaal niet meer. Ik wilde niet langer wat aanmodderen maar
dingen maken die echt ergens over gaan en ging studeren aan de Rietveld
Academie. Het grote nadeel van twee dingen doen is dat je het risico
loopt dat je geen van beide goed doet. Er zitten maar 24 uur in een dag
en ik heb ook m’n kindje, m’n gezin en familie. Dat is een strijd.
Voor Passages heb ik het principe van Huygens gebruikt, omdat Huygens
een van m’n helden is. Hij was een van de grootste wetenschappers
allertijden en schreef heel mooi over de natuur. Hij is echt poetisch
over de manier waarop ons zonnestelsel in elkaar zit. Vergeleken met de
capaciteiten van Huygens ben ik misschien nog geen worm maar een cavia.
Het principe van Huygens was indertijd een groot natuurkundig inzicht.
Later is het opgegaan in een meer omvattende theorie over golven en
beweging van licht, maar toch heb ik het voor een kunstwerk willen
gebruiken. Vergelijk het met het gebruiken van een oude pigmentsoort.
Tegenwoordig gebruikt een schilder titaniumwit maar vroeger zinkwit of
loodwit. Dat geeft net een beetje andere toets en ik kan mij voorstellen
dat een schilder nu doelbewust loodwit gebruikt om een effect te
bereiken. Dan ga je dus terug naar je klassieke bronnen om daarmee een
artistiek doel te bereiken. Zo is het met mij ook.
Er zit een gelaagdheid in het kunstwerk. In de eerste plaats gebeurt er
iets op het water. Verder is er de manier waarop het gebeurt: op
willekeurige tijden onder veranderende licht- en weersomstandigheden,
waardoor het een soort wildheid krijgt. En in de derde plaats is er het
historische aspect. Iemand kan zich verplaatsen in Huygens die daar op
de oever van die vijver staat en die golfbeweging ziet en die denkt: hé,
wat zit daar achter?
Het Bos van Ypeij is trouwens een prachtige plek en de spiegelgracht heb
ik zelf voor dit werk mogen uitzoeken. Toen ik al dat mooie water zag
was het me meteen duidelijk dat ik dit ermee wilde maken.
De grootste gemene deler van kunst en wetenschap is onderzoek. Zowel in
de wetenschap als in de kunst stelt je werk alleen wat voor als het
daaruit voortkomt. Neem Mondriaan of Picasso, en bekijk twintig van hun
werken. Zelfs de grootste amateur kan ze op tijdvolgorde leggen. Dat
komt doordat die kunstenaars onderzoek hebben gedaan. Je zou voor de
grap in het Kröller-Müllermuseum de schilderijen van Van Gogh eens in
een andere volgorde moeten hangen. Dat zie je meteen.
Ik onderzoek hoe ik beelden die ik in mijn wetenschappelijk onderzoek
voortbreng, artistiek kan gebruiken. Ik vergelijk het met het maken van
een collage, zoals Kurt Schwitters deed: je neemt stukjes van
advertenties of een sleutel die je op straat vindt en gaat kijken of je
daarmee iets teweeg kunt brengen. Zo kan ik beelden die van nature
ontstaan in m’n wetenschappelijk onderzoek gebruiken als beeldend
element.
Wetenschap en kunst worden verschillend beoordeeld. In de wetenschap
moet je de producten van je wetenschap voorleggen aan de natuur. Ik kan
nog zo mooi praten maar als
de natuur het anders heeft ingericht dan ik beweer, dan is mijn theorie
gewoon fout. Je doet daartoe een experiment of een waarneming. In de
kunst is dat ingewikkelder. Je kunt zelf je eigen werk kritisch bekijken
maar je kunt het ook blootstellen aan het oordeel van anderen. Het gaat
dan niet om waar of niet waar, zoals in de natuurwetenschap, maar een
sterk kunstwerk heeft wel een interne samenhang en een beschouwer kan
een gebrek daaraan benoemen. Dat gaat voorbij aan smaakkwesties. Zelfs
iemand die in principe een werk zou kunnen waarderen, zou kunnen zeggen:
dit werk is het niet want het heeft interne tegenstellingen, of, wat
nog erger is, dit borduurt op een oppervlakkige manier voort op wat al
door die en die is gedaan.
Wat bij wetenschap en bij kunst het belangrijkst is, is het afstoffen
van je hersenen. Het gaat erom iets op een nieuwe manier te zien, op een
manier die een ander je opdringt. Vanaf dat ogenblik kun je niet meer
naar ander werk kijken zonder dat dit met je meeloopt.
Een prachtig voorbeeld is een portret van Picasso dat tegelijkertijd en
profil en en face is, als een ingenieurstekening van een gebouw met
tegelijkertijd een voor- en een zijaanzicht, en dat tot één beeld
gemaakt. Een onnozelaar gaat dan zeggen: als ik naar iemand kijk dan zie
ik zijn oog helemaal niet naast zijn neus. Dat is iemand die niets
nieuws wil zien. Dat hoeft ook niet, kunst is niet voor iedereen.
In de wetenschap wil ik weten hoe iets werkt en ook wat de uitwerking
ervan is. Ik vind het bijvoorbeeld interessant hoe een mobieltje werkt
maar ook hoe het mobieltje het sociale leven van mensen heeft veranderd.
Voor kunst geldt hetzelfde. Ik wil weten hoe het kunstwerk in elkaar
zit, hoe die verfstreken lopen of de beitelslagen.
Voor mij als individu zijn de processen van het wetenschappelijke werk
en m’n kunst altijd belangrijker dan het product. Maar de universiteit
verwacht dat ik iets produceer, en ook als ik kunst wil verkopen moet er
uiteindelijk toch iets tastbaars zijn, al lijkt het maar tijdelijk,
zoals de golven op het water.’ X
Het landgoed en de creatieve stadsregio Leeuwarden
Wetenschap en kunst, twee zware motoren van onze cultuur, lijken weinig
met elkaar te maken te hebben. Maar in de tentoonstelling Passages, die
tot en met 18 september wordt gehouden op Landgoed Vijversburg bij het
Friese Tytsjerk, laten vijftien kunstenaars zien hoe zij door middel van
techniek, kunst met wetenschap combineren tot landschapskunstwerken.
Landgoed Vijversburg, of het Bos van Ypeij zoals het populair heet, ligt
een kleine tien kilometer van Leeuwarden, vlak buiten Tytsjerk. Dit
landgoed, aangelegd in 1525, is in 1892 door de toenmalige eigenaar, de
jurist Age Looxma Ypeij (volgens Johan Winkler in zijn Onomasticon
Frisicum een ‘verlatijnste’ vorm van Ipema), geschonken aan de Stichting
Op Toutenburg, die het permanent openstelt voor het publiek. Het
landgoed, dat momenteel van 15 naar 30 hectare wordt uitgebreid, maakt
deel uit van het natuur- en recreatiegebied tussen Leeuwarden en
Tytsjerk en wordt jaarlijks door zo’n honderdduizend mensen bezocht. Als
gevolg van de uitbreiding komt het park deels binnen de gemeentegrenzen
van Leeuwarden te liggen.
Om de twee jaar wordt er door Stichting Beeldenpark Vijversburg een
tentoonstelling georganiseerd. Passages is de vijfde. ‘In deze expositie
worden kunst en wetenschap weer met elkaar verbonden, waarbij de keuze
van de exposanten min of meer is afgeleid van de klassieke indeling van
kunsten en wetenschappen uit de tijd dat deze, veel meer dan
tegenwoordig, nog een geheel vormden’, zegt organisator Cor Wetting van
het cultureel adviesbureau Sprezzatura.
Op 15 september wordt de tentoonstelling afgesloten met een symposium,
georganiseerd door Stichting Beeldenpark Vijversburg, Keunstweurk,
Provincie Fryslân, Christelijke Hogeschool Nederland, NHL en het Van
Hall Instituut. Deze bijeenkomst zal in het teken staan van samenwerking
tussen wetenschap en kunst, en de ontwikkeling naar een ‘creatieve’
stadsregio Leeuwarden en omgeving.
Na de publicaties van Richard Florida is het concept ‘creatieve stad’
wereldwijd in de mode. In het rapport Creatieve pijler onder de
Noord-Nederlandse economie van januari 2005 concludeert VNO-NCW Noord:
‘De creatieve industrie vertegenwoordigt een directe economische waarde,
ze creëert toegevoegde waarde en heeft een banengenererend vermogen’.
Hans Haerkens, algemeen secretaris van VNO-NCW Noord, zegt: ‘Vernieuwing
kan heel goed werken als je verschillende soorten mensen, slim,
eigenwijs, dwars, artistiek en excentriek uit kunst, wetenschap,
techniek en bedrijfsleven erbij betrekt. Omdat je van te voren nooit
precies weet hoe het zal gaan lopen, moet je wel durven experimenteren.’
Tom van Mourik, wethouder cultuur en economische zaken van de gemeente
Leeuwarden, wil ook ‘afstappen van de hokjesgeest, en creativiteit,
onderzoek, ICT en commercie samen ruim baan geven’. De gemeente is
beleid op dit gebied aan het voorbereiden.
Dit is een artikel uit het tijdschrift Noorderbreedte, 29 - NO. 4
Noorderbreedte is het tijdschrift over het landschap, de
cultuurhistorie, de natuur en het milieu in Friesland, Drenthe en
Groningen.
|
|
|